In de analysefase brengt de Nationale DenkTank de belangrijkste knelpunten rondom het thema in kaart
De Samenvatting Analysefase offline lezen?
SAMENVATTING ANALYSEFASE
In 2015 is het thema van de Nationale DenkTank ‘Het Leren van de Toekomst’. In augustus 2015 is een groep van 24 studenten, pas afgestudeerden en promovendi met uiteenlopende achtergronden aan de slag gegaan met hun onderzoek.
De hoofdvraag van de Nationale DenkTank 2015 luidt: “Hoe kunnen we het leren in Nederland zo organiseren en faciliteren, dat het talent van de individuele leerling tot bloei komt en dat het leren beter aansluit bij de permanent veranderende omgeving?”
Bij het beantwoorden van deze vraag is gefocust op de volgende vier domeinen: de invloed van leren op de maatschappij, de leeromgeving van kinderen, onderwijsstructuren en onderwijsvernieuwingen.
De bevindingen van de Nationale Denktank 2015 worden hierbij gepresenteerd, gerangschikt naar de genoemde domeinen. Om de nodige analyses uit te voeren, hebben de deelnemers van de Nationale Denktank de afgelopen maanden 116 experts geïnterviewd, een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan, en drie enquêtes gehouden: onder de Nederlandse bevolking, onder leraren en schoolleiders, en onder schoolbesturen.[1] Ook zijn 37 scholen en kinderdagverblijven bezocht en is een niet nader te bepalen hoeveelheid koffie gedronken. Een beknopte versie van de gedane analyses en uitkomsten vindt u in dit rapport. Deze analyses vormen de basis voor de oplossingen die op 7 december gepresenteerd worden, en mogelijkerwijs nog een lange tijd een positieve uitwerking zullen hebben op het Nederlandse onderwijs –opdat wij samen met u, het beste onderwijs voor Nederland zullen realiseren!
Mocht u vragen hebben naar aanleiding van onze analyses of geïnteresseerd zijn om met ons mee te denken over oplossingen, neem dan contact op via info@nationale-denktank.nl.
Referentie
[1]: Bevolkingsenquête (N=1001); Lerarenenquête (N=798); Schoolbestuurdersenquête (N=44), NDT 2015.
EXECUTIVE SUMMARY
Tijdens de analysefase zijn we voortdurend uitgegaan van de hoofdvraag: “Hoe kunnen we het leren in Nederland zo organiseren en faciliteren, dat het talent van de individuele leerling tot bloei komt en dat het leren beter aansluit bij de permanent veranderende omgeving?” We hebben ons hierbij geconcentreerd op vier domeinen: het maatschappelijk doel van leren, de ontwikkeling van het kind, onderwijsvernieuwingen en het onderwijsstelsel.
Maatschappelijke doelen ‘samenleven’ en ‘persoonsvorming’ zijn onderbelicht
Het Nederlandse onderwijs scoort goed op het maatschappelijke doel ‘weten en doen’. ‘Persoonsvorming’ en ‘samenleven’ zijn onderbelicht in het huidige onderwijs. Dit kan deels worden verklaard door het feit dat deze kwaliteiten en vaardigheden moeilijk meetbaar zijn ten opzichte van cognitieve vaardigheden (‘weten en doen’). Onder andere hierdoor worden scholen nu weinig gestimuleerd om meer aandacht te besteden aan ‘samenleven’ en ‘persoonsvorming’.
Ontwikkeling jong kind krijgt weinig aandacht, ondanks groot potentieel
Binnen de leeromgeving van kinderen is vooral meer aandacht en bewustwording nodig omtrent de ontwikkeling van het jonge kind. Het jonge kind (0-4 jaar) maakt de belangrijkste breinontwikkeling door van zijn leven; de fundamenten voor latere sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling worden gelegd tussen het eerste en het derde levensjaar. Uit ons onderzoek blijkt dat 60% van het Nederlandse publiek zich hier niet van bewust is. Ook scoren 88% van de kinderdagverblijven en 96% van de peuterspeelzalen matig op pedagogiek.
Onderwijsvernieuwingen vereisen lerende scholen
De notie van de ‘lerende school’ is de basis voor succesvolle vernieuwing in het onderwijs. Met een lerende school bedoelen wij een school waar de visie op onderwijs, de effectiviteit van onderwijs en de vorm waarin onderwijs gegeven wordt constant samen overwogen, besproken en geëvalueerd worden. De leraar is de belangrijkste factor in dit proces en moet hierin gefaciliteerd worden. Schoolleiders dienen dit proces vorm te geven en te bewaken. Een andere belangrijke factor die bijdraagt aan lerende scholen zijn voorbeelden van radicale onderwijsvernieuwingen. Deze radicale onderwijsinitiatieven kunnen als inspiratie voor vernieuwing binnen het Nederlandse onderwijs dienen.
Onderwijsstelsel: partijen houden elkaar in de houdgreep
Verschillende belanghebbenden houden elkaar op systeemniveau in een houdgreep, waardoor verandering en innovatie moeilijk te realiseren zijn. Er is onbenutte ruimte op het gebied van dag- en jaarindeling van het onderwijs en de overgang van primair naar voortgezet onderwijs. Ook kan winst worden behaald met het bij elkaar brengen van belanghebbenden (verbindingen maken). Verder spelen de lerarenopleidingen een cruciale rol bij het ontwikkelen van de juiste docenten. Tenslotte is er een belangrijke rol weggelegd voor de Onderwijsinspectie, die een sterkere nadruk zou moeten leggen op de bredere doelen van het onderwijs.
MAATSCHAPPELIJK DOEL VAN HET LEREN
Leren doe je overal en continu. Onderwijs is dat deel van leren dat op school plaatsvindt, of in ieder geval met school te maken heeft. Goed onderwijs bereidt mensen voor op de rest van hun leven. Toch is het mogelijk om over het onderwijs en het leren van de toekomst na te denken, zonder ons te moeten wagen aan filosofische levensvragen. Hier wagen wij ons aan de vraag hoe onderwijs mensen voor kan bereiden op de maatschappij van de toekomst. Het is hierbij niet ons doel om de toekomst te voorspellen, maar om te onderzoeken welke doelstellingen binnen het onderwijs belangrijker en minder belangrijk zullen worden in de wereld van morgen. Daarom zullen wij niet kijken naar de vraag wat kinderen in de toekomst zoal zullen leren en hoe het curriculum van de toekomst eruit zal zien, maar naar de vraag welke vaardigheden in de toekomst belangrijker en minder belangrijk zullen zijn.
DE ONTWIKKELING VAN HET KIND
In ons onderzoek naar de ontwikkeling van het jonge kind, de schoolomgeving van het kind en de buitenschoolse leeromgeving zijn we veel onbenutte mogelijkheden tegengekomen om de talenten van kinderen beter tot bloei te laten komen. Allereerst adresseren we de vraag hoe en wanneer het jonge kind (0-4 jaar) het beste leert. Daarna richten we ons op de onbenutte mogelijkheden in de leeromgeving op basis- en middelbare scholen. In het laatste deel van dit hoofdstuk kijken we naar de grote verschillen tussen de buitenschoolse leeromgevingen van kinderen.
LEREND ONDERWIJSSYSTEEM
Niemand weet hoe de toekomst eruit zal zien, en niemand weet hoe ‘Het Leren van de Toekomst’ zich precies zal gaan ontwikkelen. Daarom is het belangrijk dat ons onderwijssysteem lerend is. Daarmee bedoelen wij een onderwijssysteem dat zichzelf door actieve ontwikkeling, zelfevaluatie en vernieuwing kan blijven aanpassen aan een steeds veranderende wereld. Wij hebben onderzocht of het Nederlandse onderwijssysteem zo’n lerend systeem is. Daarvoor hebben wij bepaald in hoeverre vernieuwingen succesvol zijn in het Nederlandse onderwijs, en wat de grootste knelpunten en barrières zijn voor succesvolle onderwijsvernieuwing.
Figuur 9 Een lerend onderwijssysteem
Een lerend onderwijssysteem dat klaar is voor de toekomst kenmerkt zich wat ons betreft op drie manieren. Ten eerste is het belangrijk dat scholen in staat zijn duurzaam veranderingen te realiseren en in stand te houden: om het systeem lerend te laten zijn moeten individuele scholen “lerende scholen” zijn. Ten tweede moeten effectieve vernieuwingsideeën succesvol tussen scholen uitgewisseld en verspreid kunnen worden, om zoveel mogelijk leerlingen te bereiken die er baat bij zouden hebben. De derde component van een lerend onderwijssysteem is voldoende diversiteit van initiatieven voor vernieuwing. Er moeten diverse vernieuwingsinitiatieven zijn om te kunnen leiden tot radicaal nieuwe inzichten en tot inspiratie voor andere scholen.
Deze drie componenten vormen de basis voor onze analyse van vernieuwingen binnen het Nederlandse onderwijs. We hebben diverse experts geïnterviewd over onderwijs en vernieuwingen: zo spraken we met leerlingen, leraren, schoolleiders, onderwijsbestuurders, overkoepelende onderwijsorganisaties, het ministerie van OCW, de onderwijsinspectie en innovatie-experts vanuit het bedrijfsleven. Naar aanleiding hiervan hebben we een lijst van vernieuwingen binnen het Nederlandse onderwijs gemaakt en gekeken hoeveel scholen met deze vernieuwingen in aanraking zijn gekomen. Ook hebben we een overzicht gemaakt van concepten van radicale onderwijsvernieuwingen in het buitenland.
In dit hoofdstuk analyseren wij eerst of we in Nederland een lerend onderwijssysteem hebben. Daarna kijken we naar drempels voor vernieuwing.
ONDERWIJSSTELSEL
De Nederlandse onderwijsstructuur is uniek. In vergelijking met andere landen is er een grote vrijheid om het onderwijs zo in te richten dat de eigen (levens)visie en opvattingen worden gerespecteerd. Dit geldt op alle verschillende niveaus in het onderwijsstelsel. Artikel 23 van onze Grondwet geeft scholen de mogelijkheid om op basis van eigen godsdienst, levensovertuiging of visie op het onderwijs les te geven.
De structuur van ons onderwijs is dus decentraal, maar tegelijkertijd kent het stelsel ook centrale krachten. De onderwijsinspectie controleert op centraal niveau de basiskwaliteit van dit onderwijs. Een impliciete, minder besproken eigenschap van het huidige systeem is dat het soort kennis en vaardigheden dat wordt aangeleerd ook centraal gereguleerd worden: leerlijnen en leermethodes worden landelijk afgestemd. Leraren worden voornamelijk opgeleid om dergelijke nationaal bepaalde cognitieve vaardigheden aan kinderen over te brengen. Hierbij worden leraren voornamelijk geschoold in didactische vaardigheden en het lesgeven aan de hand van leermethodes.
De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is in hoeverre dit Nederlandse onderwijsstelsel bijdraagt aan de ontplooiing van kinderen en de voorbereiding van kinderen op de maatschappij, en hoe dit mogelijkerwijs verbeterd kan worden.
Wij zien dat de vele verschillende partijen in het stelsel elkaar in een houdgreep houden; van leraar tot aan inspecteur, en van schoolbestuurder tot aan minister. Dat wil zeggen dat alle partijen op zich het beste willen, maar elkaar er onbedoeld van weerhouden om structurele veranderingen en onderwijsvernieuwingen in te voeren en effectief door te voeren. Om dit probleem op te lossen heeft het geen zin om één partij aan te wijzen, om zo de Nederlandse onderwijskwaliteit te verbeteren. In dit hoofdstuk presenteren wij onze analyse van het onderwijsstelsel, onze analyses hebben in het bijzonder betrekking op schoolbesturen, wet- en regelgeving – waaronder de inspectie van het Onderwijs -, en de lerarenopleiding.
Anke Marit Albers
Promotie Cognitive Neuroscience, Radboud Universiteit Nijmegen
Anne van Heijst
LLM, Europees recht, Universiteit Utrecht
Ella van der Haar
MA, Foreign Affairs, University of Virginia
Niels Agterhorst
MSc, Finance, Universiteit Mannheim & Norwegian School of Economics en MSc, Energy & Natural Resource Economics, Norwegian School of Economics
Dorinde Jansma
PhD student funded by a Research Talent Grant of NWO, Rijksuniversiteit Groningen
Fleur ten Hacken
MA, International Peace and Security, KingÕs College London
Flora Zaalberg
MSc, Economics of Management & Organizations, Erasmus Universiteit
Frank Westhoek
BSc, University College Utrecht: Physics & Chemistry, Universiteit Utrecht
Gijsbert Werner
Promovendus evolutiebiologie, Vrije Universiteit Amsterdam
Jaco van der Veen
MSc, Politicologie: bestuur en beleid, Universiteit van Amsterdam
Job Kahmann
MA, Media Studies: Literary Theory, Universiteit Leiden
Jonas Voorzanger
MSc, Physics Master (track Science for Energy and Sustainability), Vrije Universiteit Amsterdam
Jorrit Vervoordeldonk
MSc, Aerospace Engineering, TU Delft en MSc, Management of Technology, TU Delft
Kay Lankreijer
Promotieonderzoek op afdeling voortplantingsgeneeskunde, Amsterdams Medisch Centrum
Koen van Bemmelen
MSc, Applied Physics, TU Delft
Laura de Adelhart Toorop
MA, Research Master Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam
Lisa Hu
BDes, Design, Design Academy Eindhoven
Lizan Nijkrake
MSc, Public International and European Law, Universiteit van Amsterdam
Milan van Manen
MA, Art Studies, Universiteit van Amsterdam
Noreen van der Linden
Arts-Onderzoeker / Promovendus, Maastricht Universitair Medisch Centrum+, Maastricht
Richard van den Berg
MScBA Master in Management, Erasmus Universiteit Rotterdam
Rosa Stapel
MSc, Urbanism, TU Delft en Pre-master, Wijsbegeerte, Universiteit Leiden
Sarah van Ierlant
MSc, Internationale Betrekkingen, Universiteit van Amsterdam
Thijmen Jessen
MSc, Master Natuurkunde, Universiteit van Amsterdam
Jaarlijks investeert het Elise Mathilde Fonds in een betere maatschappij door steun aan zo’n 1000 uiteenlopende initiatieven.
streeft naar meer aandacht voor de wetenschappelijke mening in het maatschappelijk debat. Stichting de Nationale DenkTank ontstond tijdens de 5e Avond van Wetenschap & Maatschappij. Het bestuur van W&M vormt de Raad van Advies van de Nationale DenkTank en adviseert het bestuur bij strategische keuzes en het vinden van ondersteuning voor de jaarlijkse opdracht.
is een onderzoeks- en adviesbureau dat kennis, expertise en mankracht inzet bij het opzetten, uitvoeren en analyseren van het onderzoek van de jaarlijkse DenkTank.
wil een brug slaan tussen wetenschap en samenleving door middel van bijeenkomsten, lezingen en een breed netwerk. De KHMW is een belangrijke netwerkpartner van de Nationale DenkTank, en ieder jaar wordt het ExpertForum bij hen gehouden in het Hodshonhuis in Haarlem.
Windesheim is als innovatieve kennisinstelling stevig in de regio verankerd. Kwaliteit en samenwerking met de omgeving staan voorop. Aan de basis van onze ambities staat een aanbod van bachelor- en masteropleidingen die alle van hoog niveau zijn. Windesheim heeft vier profielkenmerken opgesteld, waaronder het profiel Educatie, en deze profielen zijn vertaald naar onderwijs én onderzoek in de kenniscentra. Binnen het educatieveld is Windesheim een belangrijke speler, met een voortrekkersrol op het vlak van passend onderwijs.
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. OCW wil dat leraren, kunstenaars en wetenschappers hun werk kunnen doen, zodat iedereen goed onderwijs kan volgen, cultuur kan beleven en zich kan voorbereiden op zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
De Bernard van Leer Foundation zet zich in om jonge kinderen wereldwijd de kansen en mogelijkheden te bieden om zich optimaal te ontwikkelen. De stichting richt zich daarbij vooral op kinderen die opgroeien in moeilijke sociale en economische omstandigheden. De stichting vindt dat elk kind de kans verdient om zijn of haar mogelijkheden optimaal te benutten, en dat de wereld een betere plek wordt als alle jonge kinderen worden ondersteund bij een goede start.
is het grootste strategisch adviesbureau ter wereld. McKinsey begeleidt de jaarlijkse DenkTank tijdens de onderzoeksperiode en traint de deelnemers.